• Meer weten? Bel 088 - 57 90 057

Berichten door:

Job de Haan

Zalig de armen van geest, zij zullen rijkdom beërven

Zalig de armen van geest, zij zullen rijkdom beërven 150 150 integriteit.nl

Negenentwintig keer in de laatste vijftien jaar heeft directeur Guus Beumer van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam een door de overheid betaalde opdracht gegeven aan EventArchitectuur; recentelijk nog voor het inrichten van een mode- tentoonstelling. Hij deed dit vanuit verschillende leidinggevende functies. Op zich hoeft daar niets mis mee te zijn, ware het niet dat de directeur van EventArchitectuur, Herman Verkerk, de levenspartner van Beumer is.

Verkerk is niet de enige relatie aan wie Beumer opdrachten heeft gegund. Dat deed hij ook aan zijn twee voormalige zakenpartners, modeontwerpers Alexander van Slobbe en Francisco van Benthum; tot 2013 was Beumer mede- aandeelhouder van een bedrijf dat hun kledinglijnen verkocht. Zelfs José Teunissen, lid van de Raad van Toezicht van Het Nieuwe Instituut, kreeg van Beumer een betaalde opdracht voor de modetentoonstelling.
Namens Het Nieuwe Instituut verklaarde de voorzitter van de Raad van Toezicht, Koos van der Steenhoven, dat men voor EventArchitectuur had gekozen, “omdat we er voor honderd procent van overtuigd zijn dat er geen betere kandidaat is”. Dat gold ook voor het lid van de Raad van Toezicht José Theunissen, “Zij was de beste”, aldus Van der Steenhoven. Ook cultuur- minister Jet Bussemaker verklaarde dat de gang van zaken “uiterst zorgvuldig” was geweest en wijst erop dat de Governance Code Cultuur is gehanteerd.

Update: Als gevolg van de commotie over het optreden van Guus Beumer en de Raad van Toezicht van EventArchitectuur, heeft deze Raad zelf besloten om een onafhankelijke commissie onderzoek te laten doen naar de gewraakte opdrachten. De commissie staat onder leiding van de stichting Cultuur + Ondernemen, die indertijd de Governance Code Cultuur heeft opgesteld. (20 augustus)

Reactie Job de Haan van Integriteit.nl:
We herinneren ons wellicht nog de ophef die een half jaar geleden ontstond rond Marjolijn Faber, voorzitter van de PVV-fractie in de provincie Gelderland. Bijna achtenhalf duizend euro aan subsidiegeld had zij bij elkaar uitgegeven voor het bouwen van een website aan een bedrijf waarvan haar zoon mede-eigenaar was. De zaak leidde tot grote commotie onder de Statenleden die niet overtuigd werden door het argument van Faber dat haar zoon geen enkele bemoeienis had gehad met de opdracht. Dat argument werd ook in het commentaar op deze website als “niet steekhoudend” terzijde geschoven. Des te opmerkelijker is het dat directeur Guus Beumer met deze handelwijze al vijftien jaar ongestoord zijn gang kan gaan, zijn eigen Raad van Toezicht dit goedkeurt en hieraan meewerkt en zelfs de minister haar fiat geeft. Anders dan bij Faber, die door haar opereren spitsroeden heeft moeten lopen, gaat het hier niet eens om de schijn maar om een structurele vorm van belangenverstrengeling en is het bedrag bij Faber peanuts vergeleken bij wat Beumer in al die tijd heeft gedistribueerd.
Terecht maakte NRC-redacteur Joep Dohmen in NRC.Next de volgende hypothetische vergelijking: “Stel je nou eens voor dat Onno Hoes vorig jaar als burgemeester op kosten van de gemeente Maastricht de opdracht voor een muziekfeest op het Vrijthof had willen geven aan het bedrijf van zijn levenspartner Albert Verlinde. De gemeenteraad zou dat hebben afgeschoten vanwege belangen- verstrengeling.” En dat laatste is hier volop van toepassing ondanks de ironische verwijzing van Bussemaker dat de zorgvuldigheid in overeen- stemming was met de Governance Code Cultuur (de gedragscode voor culturele instellingen) Die code spreekt echter wel over „het vermijden van elke vorm van belangenverstrengeling”. Hoezo “uiterst zorgvuldig”? Hoogstwaarschijnlijk baseert de minister dat oordeel op de rapportage van de Raad van Toezicht, maar die is nu juist in hoge mate medeverant- woordelijk voor de alleszins dubieuze gang van zaken; de slager die zijn eigen vlees keurt.
Het is pijnlijk dat architect Kees van der Hoeven uit Wassenaar deze kwestie in de loop der tijd, meerdere malen en op verschillende plekken heeft aangekaart en uiteindelijk slechts te horen heeft gekregen dat er voor zijn kritiek geen enkele grond bestaat.

Terug naar de feiten: Guus Beumer heeft negenentwintig keer gemeend dat de beste keus voor subsidie- verschaffing evenzovele malen viel op EventArchitectuur van directeur Herman Verkerk met wie hij dagelijks een gezamenlijk huishouden runt. Dat deze geldstroom via het salaris van zijn partner voor een belangrijk deel in datzelfde huishouden terugvloeide, kan niet bestreden worden. Blijft over de rechtvaardigingsredenering: in alle negenentwintig gevallen zou het instituut van zijn levenspartner de beste kandidaat zijn geweest. Wie mild in zijn oordeel wil zijn, concludeert dat Beumer maar liefst negenentwintig keer hiervan zelf overtuigd moet zijn geweest. Noem het naïef. Wie het bestuurlijk gewicht van Beumer incalculeert kan niet anders concluderen dan dat hier zijn geloofwaardigheid ernstig geweld wordt aangedaan en dat hij, zijn Raad van Toezicht en de minister een essentieel uitgangspunt van goed bestuur hebben overtreden: het niet laten verstrengelen van persoonlijke belangen.

Minister neemt maatregelen na belangenverstrengeling hoogleraar

Minister neemt maatregelen na belangenverstrengeling hoogleraar 150 150 integriteit.nl

Minister Edith Schippers van Volksgezondheid heeft een aanbesteding voor het nieuwe bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker voor onbepaalde tijd stilgelegd. Aanvankelijk zou bekend worden welk bedrijf de tests mag leveren voor het onderzoek waarvoor jaarlijks 800.000 vrouwen worden gescreend. Aanleiding is de belangenverstrengeling van de klinisch patholoog prof. Chris Meijer van het VUMC in Amsterdam, waarover NRC-Handelsblad afgelopen zaterdag berichtte.

Meijer is warm pleitbezorger van het nieuwe onderzoek maar verzweeg dat hij daar ook commerciële belangen bij heeft. De hoogleraar bezat jarenlang aandelen in Delphi Bioscience, dat producten maakt voor het zelfscreenen van vrouwen op baarmoederhals- kanker. Meijer was een belangrijk adviseur van de Gezondheidsraad die in 2011 de minister adviseerde om tot een nieuw bevolkingsonderzoek over te gaan. Momenteel voert Meijer onderzoek uit dat rechtstreeks voortvloeit uit dat advies van de Gezondheidsraad. Voor dat onderzoek onder 18.000 vrouwen, levert biotechbedrijf Diassay de tests waarbij Meijer opnieuw zijn financieel belang verzweeg, namelijk dat hij mede- eigenaar van Diassay is.

De ophef rond Meijer heeft ertoe geleid dat de Federatie Medisch Specialisten en de Nederlandse Vereniging voor pathologie in het geweer zijn gekomen. Zij stellen dat medici en wetenschappers meer informatie moeten verstrekken over hun banden met diagnostische laboratoria. Zij vragen zich tevens af of de regels voor nevenactiviteiten wel streng genoeg zijn. Door de commotie rond Meijer is inmiddels ook een groot wetenschappelijk onderzoek onder 30.000 vrouwen in de aanloop naar het nieuwe bevolkingsonderzoek (tijdelijk) stilgelegd. De Gezondheidsraad en VUmc inventariseren intussen Meijers zakelijke belangen. De Ombudsman Wetenschappelijke Integriteit van het ziekenhuis onderzoekt de publicaties van de emeritus-hoogleraar die nog altijd aan het ziekenhuis verbonden is.

Update: Als gevolg van alle publiciteit rond de belangenverstrengeling van Chris Meijer heeft deze zich genoodzaakt gezien op te stappen als lid van de Gezondheidsraad (23 juni 2015).

Reactie Job de Haan van Integriteit.nl:
Opnieuw ligt een sector onder vuur door de beschuldiging van gebrek aan transparantie en (de schijn van) belangenverstrengeling. Toch is het schokkend dat een vooraanstaand wetenschapper en patholoog in de persoon van Chris Meijer jarenlang met meerdere petten op heeft kunnen opereren, waarbij hij zijn status ook geldelijk inzette voor persoonlijk gewin. Opvallend is daarnaast steeds dezelfde reflex bij betrokken maatschappelijke organisaties die steevast roepen om strengere maatregelen. Maar daarmee ontken je de beperkte reikwijdte van regelgeving en wordt ten onrechte vergeten dat hier ook sprake is van een mentaliteitskwestie. Proef bijvoorbeeld de lenigheid en creativiteit van geest die Meijer aan de dag legt om zijn gedrag te rechtvaardigen als hij wordt aangesproken op zijn handelwijze. Delphi Bioscience beschouwt hij als een “belegging” en Diassay als “een privézaak”. Met andere woorden: daar heeft verder niemand iets mee te maken.

Overigens moet gezegd worden dat iedere arts mag bijverdienen. Dat geldt voor de arts uit een maatschap die, fiscaal gezien, ondernemer is evenals voor de arts in loondienst. Maar daar dient wel openheid over gegeven te worden. Er is al een landelijk transparantieregister van de medische sector zelf, maar die gegevens schieten tekort en zijn niet actueel. Ook bestaat er in de wetenschappelijke wereld ‘de code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding van belangen-verstrengeling’. Maar die code staat mede door overheidsbeleid onder druk. De overheid moedigt het vermarkten en te gelde maken van wetenschappelijke vondsten juist aan.

Sterker: de academische wereld is voor haar onderzoek steeds afhankelijker geworden van het bedrijfsleven. Daarmee wordt de kans op belangentegenstelling ook groter en juist daarvoor is die medische code in het leven geroepen met de verplichting allerlei privébelangen te melden. De minister heeft nu de aanbesteding van het bevolkingsonderzoek on hold gezet, maar met evenveel reden kun je beweren dat diezelfde overheid de aanjager is geweest van dit soort wangedragingen. En daarnaast geldt ook hier: de (privé)praktijk is sterker dan de leer.

Wiens brood men eet…?

Wiens brood men eet…? 150 150 integriteit.nl

Je kon erop wachten: ook de journalistiek ontkomt niet aan een discussie over ethisch handelen, transparantie en (de schijn van) belangenverstrengeling. Aanleiding is de recente aflevering van Brandpunt waarin presentator Fons de Poel het GroenLinks-kamerlid Jesse Klaver – in 2010 het politiek talent van het jaar – betitelt als “snotneus”, die “die arme commissaris” baron Rik van Slingelandt van ABN AMRO “zo hooghartig” de les las tijdens een hoorzitting van de Tweede Kamer.

Daarmee leek De Poel opzichtig het bestuur van de bank te verdedigen inzake de bonus-kwestie waarbij de Raad van Commissarissen publiekelijk onder vuur was komen te liggen. Het subjectieve commentaar van De Poel kwam in een schril daglicht te staan toen website Joop.nl onthulde dat De Poel in september 2013 nog voor diezelfde ABN AMRO een bedrijfs- talkshow had gepresenteerd. Gezien het dagbedrag waarvoor De Poel in te huren is, moet dat zijn gegaan over een honorarium tot € 5.000. Daarmee is zijn geloofwaardigheid en onafhankelijkheid zodanig onder druk komen te staan dat de leiding van KRO-NCRV zicht genoodzaakt heeft gezien de positie van De Poel ter discussie te stellen.

Hoofdredacteur Leo Fijen: “De KRO-NCRV hecht veel waarde aan de journalistieke integriteit van zijn medewerkers. Deze is hiermee in het geding gekomen. Een journalist wordt ongeloofwaardig als hij bericht over bedrijven, waar hij ook commerciële klussen voor uitvoert”, aldus Feijen. De leiding van de omroep beraadt zich dit weekend op de positie van de anchor van Brandpunt. Overigens is De Poel volstrekt niet de enige journalist die ‘schnabbelt’, zoals dat in vakjargon heet. Veel gerenommeerde collega’s bieden hun diensten aan tegen lucratieve honoraria via bedrijven als Speakers Academy en Quality Bookings. In de categorie tot € 13.000 zitten Charles Groenhuijsen, Felix Rottenberg en professor(!) Jeroen Smit. Dan volgen: Twan Huys (> € 10.000), Pieter Jan Hagens (> € 8.000), Sven Kockelmann, Frénk van der Linden, Frits Wester, Felix Meurders allen > € 5.000.

Update 20 april, 13.00 uur: De leiding van KRO-NCRV heeft besloten dat Fons de Poel niet langer presentator van Brandpunt is vanwege zijn omstreden kwalificatie aan het adres van Jesse Klaver.

Reactie Job de Haan van Integriteit.nl:
In deze discussie over integriteit is het allereerst van belang om onderscheid te maken tussen journalisten met een vast dienstverband of vast contract (Fons de Poel, Sven Kockelmann, Frits Wester, Felix Meurders e.a.) en de freelancer die naast zijn journalistieke werk opdrachten als dagvoorzitter, bedrijfspresentator e.d. moet aannemen om rond te komen (Frénk van der Linden, Govert Schilling, Bertus Hendriks e.a.).

Allereerst blijkt voor beginnende freelance-journalisten het praktisch onmogelijk te zijn om van hun vak te kunnen leven zonder een bijbaan in bijvoorbeeld de horeca. Maar ook journalisten die hun sporen meer dan verdiend hebben, kunnen zonder commerciële klussen onvoldoende inkomen genereren. De honoraria (zeker in de geschreven pers) zijn al zo’n vijfentwintig jaar dezelfde, zonder inflatiecorrectie. Een voorbeeld uit de praktijk. Een freelance presentator van Kunststof (NTR, Radio 1) verdient per uitzending 390 euro bruto. Toen Oek de Jong ooit hoofdgast was vanwege zijn boek ‘Pier en oceaan’ bestond de voorbereiding van de interviewer uit het lezen van De Jongs boek (832 pagina’s!), oude interviews met hem en researchverslagen van een redacteur, waarna het uurbedrag omgerekend uitkwam op circa vijftien euro.

Daar valt geen hypotheek van te betalen, zodat goedbetaalde nevenwerkzaamheden voor een freelance journalist geen luxe zijn maar noodzaak. Dat brengt wel de integriteitsvraag met zich: op welke aanbiedingen ga ik voor mijn eigen geloofwaardigheid en beroepscode wel in en op welke niet? Die vraag is in zijn algemeenheid lastig te beantwoorden, hoewel voor medewerkers van de publieke omroep formeel strenge regels gelden. Mensen in vaste dienst én freelancers met een vast contract zoals De Poel moeten zich houden aan een gedragscode. Artikel 2.2 luidt: „Het handelen van een medewerker wordt niet beïnvloed door oneigenlijke belangen en zelfs de schijn daarvan wordt vermeden.”.

Toch zal door iedere journalist (en diens werkgever) per geval een potentiële opdracht op zijn merites moeten worden beoordeeld. Daarbij zijn overwegingen aan de orde als: hoe staat het bij de aangeboden opdracht met mijn vrijheid van werken? Kan ik in alle onafhankelijkheid mijn vak uitoefenen of niet? En: loop ik en mijn werkgever het risico dat door de klus waarvoor ik nu word ingehuurd, op een ander moment onze integriteit ter discussie kan komen te staan? Dat laatste blijkt het probleem te zijn geworden waardoor de positie van Fons de Poel in het geding is. De nevenwerkzaamheden tussen hem en ABN AMRO in 2013, worden nu direct gekoppeld aan zijn verdediging van het bestuursbeleid van de bank, zonder dat die koppeling overigens hard te maken valt. En toch is De Poel in problemen gekomen vanwege de beeldvorming.

Leo Fijen: “Het is nooit goed dat je de schijn tegen hebt”. Overigens is de kritische stellingname van de leiding van KRO-NCRV aan het adres van haar gezichtsbepalende anchor bepaald schijnheilig. Men weet al jaren dat De Poel naast zijn werk voor de KRO bijklust, getuige ook een citaat in NRC-Handelsblad van De Poel afgelopen januari: “Ik doe dit al twintig jaar. Het verrijkt mijn werk”. En toen hem gevraagd werd om het nieuwe Brandpunt te gaan presenteren, heeft De Poel als voorwaarde gesteld dat hij zijn nevenwerkzaamheden mocht blijven uitoefenen. Deze voorwaarde is door mediadirecteur Taco Rijssemus ingewilligd, die pikant genoeg nog geen half jaar geleden promoveerde op het proefschrift: Het journalistieke weten. Over de objectiviteit van betrokken journalistiek. Fons de Poel kwam al eerder in opspraak door zijn commerciële opdrachten voor o.a. de RABO-bank. Daarop beloofde de omroep nevenfuncties en commerciële opdrachtgevers van Fons de Poel c.s. openbaar te maken via een register op de website. Drie maanden later is dat register er nog steeds niet.

Ten slotte: is het fenomeen van bijklussende journalisten nieuw? Verre van dat: zolang als de journalistiek bestaat en bedrijven behoefte hebben aan ervaren en gezaghebbende journalisten en presentatoren, bestaat die relatie. In de jaren rond de eeuwwisseling zond de VARA het roemruchte programma Het Lagerhuis uit. Een populair debatprogramma onder leiding van Paul Witteman en Marcel van Dam. In die tijd kon een bedrijf die formule ook op locatie inhuren met beide presentatoren, inclusief bijbehorend decor voor de prijs van 24.000 gulden. Dat was geen geheim en er kraaide toen geen haan naar. Niet de ‘schnabbelpraktijk’ is nieuw, wel de discussie over beroepscodes, integriteit, transparantie en publieke verantwoording van bestuurlijke en politieke functies. Die discussie heeft nu dus ook de journalistiek bereikt en te hopen valt dat de rel rond Fons de Poel geen incident zal blijken te zijn, maar het begin van een gewetensonderzoek onder en met journalisten en – niet te vergeten – hun consumenten.

Bankierseed: stimulans of wassen neus?

Bankierseed: stimulans of wassen neus? 150 150 integriteit.nl

Beursvloer Amsterdam, vanmorgen 9 uur. Met een gongslag luidt de voorzitter van de Stichting Tuchtrecht Banken de gedragscode voor bankiers in. Vanaf vandaag zijn circa 90.000 bankmedewerkers verplicht om een eed af te leggen waardoor ze gebonden zijn aan het naleven van de bijbehorende gedragsregels. De bankierseed is in het leven geroepen om het vertrouwen in de financiële sector te herstellen.

Naast het ondertekenen van het formulier legt de bankmedewerker ook daadwerkelijk de eed af tijdens een door de werkgever speciaal belegde bijeenkomst. Belangrijkste beloften zijn: “Dat ik mijn functie integer en zorgvuldig zal uitoefenen. Dat ik een zorgvuldige afweging maak tussen de belangen van alle partijen die bij de onderneming zijn betrokken: de klanten, de aandeel-houders, de werknemers en de samenleving waarin de onderneming opereert. Dat ik in die afweging het belang van de klant centraal zal stellen.”.

Aan de bankierseed is – net als bijvoorbeeld voor medici – een gedragscode verbonden. Daarin staat de feitelijke invulling van wat in de eed is beloofd. Dan gaat het over het voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling en de manier waarop de belangen van de klant centraal staan. Die belangen zijn dat zij zo goed mogelijk en helder geïnformeerd worden over producten en de (mogelijk onverantwoorde) risico’s ervan. Overtredingen van de gedragscode kunnen worden gemeld bij de Stichting Tuchtrecht Banken, die bij geconstateerde overtreding medewerkers kan straffen met sancties die variëren van een berisping tot een beroepsverbod van drie jaar.

Het nut van de nieuwe eed is omstreden. Voorstanders wijzen erop dat het een goed instrument is tot gedragsverandering. Dat heet ‘nudging’: een duwtje in de ‘goede’ richting geven. Ook is gebleken dat een publiekelijk afgelegde verklaring de kans verhoogt dat deze persoon zich zal gedragen naar de inhoud van de verklaring die hij of zij heeft afgelegd.

Tegenstanders, zoals de consumentenstichting Geldbelangen, vinden dat de tekst van de eed boterzacht is, omdat de medewerker weliswaar de klant centraal moet stellen, maar vooral ook de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar moet afwegen. En als – niet ondenkbaar – de uitkomst is dat in die afweging het belang van de bank de voorrang krijgt dan zal de leiding daar toch moeilijk bezwaar tegen hebben. Ook de Raad van State bracht een negatief advies uit. De raad vindt de eed een ‘oneigenlijk instrument’, omdat medewerkers van een bank geen eindverantwoordelijkheid dragen. Die ligt namelijk ligt bij het bestuur, die de naleving van normbesef vervolgens moet verzekeren via het arbeids-contract. Het kabinet heeft dat advies indertijd niet overgenomen.

Reactie Job de Haan van Integriteit.nl:
Het is lastig beoordelen wie van beide partijen gelijk heeft: de voorvechters van de eed of de sceptici. Voor beide standpunten zijn argumenten aan te voeren die hout snijden. De voorstanders wijzen erop dat het blazoen van de bancaire sector zo geschonden is dat er een weids gebaar moet worden gemaakt om het vertrouwen vanuit de samenleving weer te verdienen. Ook het feit dat een medewerker een eed aflegt en daarop vanaf nu te allen tijde persoonlijk aanspreekbaar is, zal in ieder geval het bewustzijn over integer, eerlijk en transparant handelen vergroten.

Bovendien zal hij zich wel twee keer bedenken om zich niet aan de gedragscode te houden, in het besef dat er concrete en, bij ernstige overtredingen, vergaande consequenties aan verbonden zijn. De sceptici voeren aan dat de tekst van de eed en de gedragscode een waterig compromis is tussen wat het kabinet wilde en wat de banken voor hun rekening wilden nemen. Er wordt weliswaar gesteld dat het belang van de klant centraal staat, maar daaraan vooraf gaat dat de medewerker de belangen van alle betrokkenen moet afwegen.

Dat levert in de praktijk de situatie op dat de werknemer die door zijn werkgever wordt betaald niet gemakkelijk tegen het belang van diezelfde werkgever in zal gaan op straffe van een negatieve beoordeling. Ook het argument van de Raad van State dat de eindverantwoordelijkheid bij de leiding van een bank ligt is valide. Overigens heeft de top van de banken al langer geleden de bankierseed afgelegd. Verder kun je je afvragen of het afleggen van een beroepseed niet inflatoir wordt wanneer je die laat afleggen door maar liefst 90.000 werknemers, van manager sales tot loketbediende.

Paul Frentrop, bestuurder van het Nederlands Governance Genootschap, verzuchtte in dat verband:Wat is de volgende sector die na schandalen onder tuchtrecht zal worden geplaatst? De vleesverwerkende industrie? De aannemerij? Zo waarlijk helpe mij God almachtig.” Wat mijzelf verder in de meldings- en tuchtprocedure opviel was dat nergens aan de werknemer die een collega aanmeldt voor een overtreding, beloofd wordt dat die melding desgewenst anoniem gedaan kan worden. Dat werpt een extra barrière op om actie te ondernemen, omdat betrokken medewerker, als de melding bekend wordt, op de werkvloer het risico loopt als “matennaaier” te worden aangemerkt. Blijft dus de vraag: Wie heeft er gelijk? Dat zal uiteindelijk de praktijk moeten uitwijzen.

Barendrecht: zo kan het ook

Barendrecht: zo kan het ook 150 150 integriteit.nl

“Voordat de beoogde wethouders in de gemeente Barendrecht in het voorjaar van 2014 aantraden, heeft een uitgebreid integriteitsonderzoek plaatsgevonden naar de achtergronden van de kandidaten. Zowel het presidium als de burgemeester hebben indringende gesprekken gevoerd met de kandidaten. Integriteit staat hoog in het vaandel van het Barendrechtse gemeentebestuur en daarom hanteren wij een integriteitscode. Beoogd wethouder Centrum Dirk Vermaat heeft daarbij op voorhand aangegeven dat zijn broer winkelpanden bezit in het centrum. Daarover zijn toen heldere afspraken gemaakt.”

Dit zijn enkele passages uit een schriftelijke verklaring die B&W van Barendrecht afgelopen donderdag naar buiten bracht. Aanleiding vormde een vergadering van de raadscommissie Ruimte afgelopen dinsdag waar bewoners van de Binnenlandse Baan erop hadden gewezen, dat de broer van wethouder Vermaat bezig is met het verkopen van onroerend goed in het centrum van de stad. “Kan en mag de wethouder die verantwoordelijk is voor de centrumontwikkeling de gesprekken met dit familielid aangaan?” vroeg één van hen.

Daarop verwees burgemeester Jan van Belzen naar het geldende integriteitsprotocol. “Deze casus is bij het aantreden van het college aan de orde geweest en er zijn meteen heldere afspraken over gemaakt”, aldus de burgemeester. “Afgesproken is dat zodra er ook maar enige schijn van belangen – verstrengeling optreedt, wethouder Ingeborg Mohenius, als plaatsvervanger, het dossier overneemt. De heer Vermaat zal dan voor dat onderdeel tijdelijk terugtreden”.

Verder meldt het college van B&W dat het de gemeenteraad van alle bewegingen op dit gebied op de hoogte heeft gehouden onder de gebruikelijke geheimhouding indien dit gezien de onderhandelingen nodig was. Overigens, zo verklaart B&W, maken de panden die worden aangekocht geen deel uit van de panden die in het bezit zijn van de broer van Dirk Vermaat. De gemeenteraad moet uiteindelijk bepalen of men tevreden is met de gegeven informatie en de gevolgde gang van zaken.

Reactie Job de Haan van Integriteit.nl:
Integriteitskwesties zijn de laatste tijd een hot issue. Door alle incidenten en dubieuze zaken rond politici en bestuurders die aan het licht kwamen, lijkt het wel alsof bestuurlijk Nederland er niet in slaagt de noodzakelijke transparantie en navenant gedrag in de praktijk te brengen. Daarom is het des te verheugender dat een college als dat van Barendrecht het goede voorbeeld geeft als het om integer gedrag gaat. Daarbij is men – heel verstandig – proactief te werk gegaan. Men heeft niet gewacht op een incident waarna eerst onderzoek moest plaatsvinden, vervolgens een al dan niet negatief oordeel moest worden gevormd, conclusies geformuleerd en ten slotte een plan opgesteld om zoiets in de toekomst te voorkomen.

Men gunt elke Nederlandse gemeente een dergelijk ethisch hoogstaand gemeentebestuur. Zulk voorbeeldig beleid als dat van Barendrecht is geen overbodige luxe. Dat bleek op het integriteitsseminar van de Wethoudersvereniging afgelopen donderdag in Nieuwspoort (Den Haag). Daar werd een onderzoek gepresenteerd onder 114 wethouders, waaruit blijkt dat bijna driekwart van de wethouders vindt dat in de (sociale) media beeldvorming rond een integriteitskwestie overheerst ten opzichte van de feiten. Verder zijn wethouders verdeeld over de vraag of er een beroepsnorm moet komen omtrent integriteit. En slechts 60 procent vindt dat screening of het maken van een risicoanalyse van nieuwe wethouders verplicht zou moeten worden. Wie deze uitkomsten beziet vanuit het oogpunt van integriteit, moet concluderen dat ook voor lokale bestuurders er nog een hoop werk aan de winkel is.

Integer, omdat het moet Politieke Integriteits Index 2014

Integer, omdat het moet Politieke Integriteits Index 2014 150 150 integriteit.nl

Van alle geconstateerde soorten integriteitsschendingen in het afgelopen jaar, zijn misbruik en manipulatie van vertrouwelijke informatie (zoals lekken) en belangenverstrengeling het meest problematisch voor het functioneren van het openbaar bestuur – vooral als er vastgoed in het spel is. De VVD voert daarbij voor de derde opeenvolgende keer de rij aan met de meeste affaires en ook de aard van de integriteitsproblemen in deze partij is het ernstigst. Dat zijn de belangrijkste uitkomsten uit het overzicht van landelijke en lokale politici die in opspraak zijn gekomen volgens de jaarlijkse Politieke Integriteits Index.

Getalsmatig zijn de integriteitsschendingen de volgende: het lekken van vertrouwelijke informatie vond zeventien keer plaats, onverenigbaarheid van functies en belangenverstrengeling was twaalf keer aan de orde en de klassieke ‘greep in de kas’ gebeurde viermaal, allemaal voor zover dit aan het licht is gekomen.

De recente affaires rond de VVD’ers Mark Verheijen en Kathalijne de Kruif (zit vast ‘in beperking’ verdacht van manipulatie van informatie, betrokkenheid bij wietteelt en witwassen) hebben speciaal de schijnwerper gericht op de VVD. Dat is niet toevallig want deze heeft (ook de grootste partij) ook over het algemeen de meeste integriteitsschendingen.

Verheijen en De Kruif brachten het totaal aantal affaires waar VVD’ers bij betrokken zijn op veertien in vergelijking met de Index van vorig jaar. Voor de PvdA staat die teller op vijf, evenals voor het CDA en voor D66 op drie. Tegen negen VVD’ers lopen er strafrechtelijke onderzoeken of processen en de zaken waar het om gaat zijn bij deze partij ook het ernstigst. Wie de totale hoeveelheid straf die VVD’ers de afgelopen jaren verzamelden bij elkaar optelt dan is de oogst: 85 maanden celstraf, 880 uur taakstraf plus kleine extra sancties. In diezelfde periode kregen PvdA’ers geen celstraf, wel 680 uur taakstraf, CDA’ers ook geen celstraf, wel 240 uur taakstraf en één GroenLinkser met 180 uur taakstraf. Bij de PvdA lopen nog drie strafrechtelijke onderzoeken.

Zoals gezegd is misbruik van informatie de meest voorkomende vorm van integriteitsschending. Dan gaat het niet alleen om staatsgeheimen of gevoelige commerciële of juridische informatie maar ook bijvoorbeeld om de namen van sollicitanten. Daar hoort wel een kanttekening bij. Het gaat niet altijd om opportunistisch lekken, er zijn ook raadsleden die principieel vinden dat sommige geheime stukken openbaar horen te zijn en daarnaar handelen.

Uit onderzoek blijkt dat bijna de helft van de raadsleden de motivatie om zaken geheim te houden niet helder vindt. Bestuurslid Douwe Oosterveen van de Vereniging van Raadsleden: “Geheimhouding beperkt het functioneren van een raadslid. Die gegevens mag je niet meenemen in het debat. Het college is nogal eens geneigd om stukken niet openbaar te maken, omdat ze niet welgevallig zijn”. Dat is des te riskanter omdat gemeentes bezuinigen op hun rekenkamers en de lokale pers als waakhond grotendeels is verdwenen. Ten slotte concludeert de PPI dat alle wettelijke regels voor transparantie, integriteit en codes voor zuiver bestuurlijk handelen nodig zijn, maar niet de kern van de zaak. “Integriteit is een klassieke deugd die van binnen zit.

Veel politici lijken integriteit nog steeds te zien als een van buitenaf opgelegde verplichting: “Integer, omdat het moet”. Zo is het opvallend dat politici zelden uit zichzelf aftreden en pas opstappen als de druk van buiten te groot wordt”.

De Politieke Integriteits Index (PPI) wordt sinds 2013 samengesteld door Bart de Koning, in samenwerking met Vrij Nederland, Leo Huberts, hoogleraar bestuurskunde aan de VU en Muel Kaptein, hoogleraar integriteit aan de Erasmus Universiteit. Bovenstaande is een verkorte weergave van de PPI 2014. Het integrale overzicht van de Index is gepubliceerd in Vrij Nederland van 14 maart 2015

PVV-politica schiet in eigen voet

PVV-politica schiet in eigen voet 150 150 integriteit.nl

Compromisloos en slagvaardig ijveraar voor integriteit. Zo staat Marjolijn Faber, voorzitter van de PVV-fractie in Gelderland, al jaren bekend. Naar nu blijkt heeft Faber zelf in de jaren 2012 en 2013 bij elkaar 8.445 euro aan subsidiegeld uitgegeven aan een bedrijf waarvan haar zoon, Willem Martijn Faber, mede-eigenaar is: ‘Mr. Websites’ in Nijkerk.

De kosten werden gemaakt voor het beheer van de website van de PVV in Gelderland, een taak die tot 2012 kosteloos werd gedaan door PVV-Statenlid Marc van Kampen. Deze gegevens komen uit een onderzoek van NRC-Handelsblad dat via een WOB-procedure (Wet Openbaarheid van Bestuur) inzage kreeg in de jaarrekeningen van Mr. Websites. Deze bevindingen hebben Faber, die inmiddels lijsttrekker is voor de Eerste Kamerverkiezingen, genoodzaakt om advies te vragen aan Douwe Jan Elzinga, hoogleraar staatsrecht. Laatstgenoemde oordeelt dat de fractie een “integriteitsrisico” heeft genomen en adviseert “om de gegunde werkzaamheid in deze vorm te beëindigen”.

Dat is een pikante conclusie omdat Marjolijn Faber de afgelopen jaren naam heeft gemaakt met haar onvermoeibare strijd tegen integriteitsschendingen. Zo was zij persoonlijk verantwoordelijk voor de val van PvdA-staatsecretaris Co Verdaas in 2012, die als Gelders gedeputeerde 9.000 euro ten onrechte bij de provincie had gedeclareerd. Volgens Faber echter heeft zij niets onoorbaars gedaan, omdat niet haar zoon maar diens mede-vennoot het websitebeheer heeft gedaan. “Wij hebben mijn zoon buiten het werk gehouden”, aldus Faber.

Reactie Job de Haan van Integriteit.nl:
Wie, zoals Marjolijn Faber, de lat voor anderen hoog legt, moet niet vreemd opkijken wanneer zij in vergelijkbare gevallen met dezelfde maat gemeten wordt. Haar verweer dat zij “niets fout heeft gedaan”, omdat haar zoon “buiten het werk” voor de PVV-website is gehouden, is niet steekhoudend. Immers, niet de werkzaamheden zijn doorslaggevend, maar de vraag waar het subsidiegeld terechtkwam en dan kan niet anders dan geconcludeerd worden dat Willem Martijn Faber gedeeltelijk profijt heeft van het werk van zijn mede-vennoot.

Ook een tegenwerping dat het hier om klein bier gaat, kan geen stand houden. Toen Marjolijn Faber een einde maakte aan het Haagse politieke bestaan van Co Verdaas verklaarde zij zelf dat het niet om de hoogte van het bedrag ging, maar om het principe. Bovendien, als zij vindt dat er geen fouten zijn gemaakt, had zij ook niet een externe deskundige om advies hoeven vragen, want dan was de uitkomst al duidelijk. Nu Elzinga heeft geoordeeld dat de relatie tussen de PVV en Mr. Websites een ongeoorloofde belangen-verstrengeling aantoont of tenminste de schijn daarvan zal Marjolijn Faber volgens haar eigen strenge principes niet anders kunnen doen dan de financiële banden met Mr. Websites verbreken.

Inmiddels heeft een PVV-woordvoerder verklaard dat dit inderdaad is gebeurd. Het handelen van Faber druist in tegen het reglement van de  provincie, bevestigt Bob Roelofs, statengriffier van de provincie Gelderland. ‘Nee, het mag niet wat zij heeft gedaan.’ Volgens artikel 9 van de ‘Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning’ van de provincie mag fractiegeld niet worden gebruikt voor ‘de honorering voor werkzaamheden ten behoeve van de fractie door een Statenlid, fractievolger dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad’.

De Gelderse commissaris van de koning Clemens Cornielje liet tegenover De Gelderlander weten dat Faber de regels heeft overtreden. Hij vindt dat Provinciale Staten nu over de kwestie moeten oordelen. De Gelderse fracties van VVD, PvdA en SGP hebben al verklaard dat Faber moet aftreden, maar zij weigert dat. Met het terugbetalen van het gewraakte bedrag is voor haar de kous af. De Statenfracties hebben een spoedvergadering ingelast waarbij de vraag centraal zal staan: heeft Faber in juridische zin de wet overtreden of heeft ze gehandeld tegen de geest van de regels?

Driemaal Balkenende, eenmaal Opstelten

Driemaal Balkenende, eenmaal Opstelten 150 150 integriteit.nl

Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft een externe consultant twee jaar lang een salaris betaald van 1,3 miljoen euro. Dat is driemaal de Balkenende-norm van € 228.599.=. Hij werd ingehuurd om de automatiseringsproblemen bij de Nationale Politie op te lossen. Deze gegevens zijn verstrekt na een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur door NRC-Handelsblad.

De toenmalige problemen werden door minister Opstelten als zo urgent beschouwd, dat hij persoonlijk toestemming gaf om geen offertes bij andere consultants aan te vragen en de maximaal toegestane beloning ruimschoots te overschrijden. De consultant in kwestie was Jo van den Hanenberg van het Amsterdamse bureau BoerCroon. Hij werd in mei 2012 aangesteld samen met zijn BoerCroon-collega Pieter Cloo. Laatstgenoemde werkte van mei tot december 2012 en kreeg daar als interim-manager een salaris van € 400.000.=, zijnde ruim € 5.700.= per dag.

Nu is het zo dat de Wet Normering Topinkomens eist dat een minister die een topfunctionaris hoger wil honoreren dan de maximale norm, dat alleen doet na goedkeuring van de ministerraad, waarna de beloning ook openbaar wordt gemaakt. In dit geval is dat niet gebeurd, aldus het ministerie in een reactie, omdat beide consultants in hun ogen geen ‘topfunctionaris’ in de zin der wet waren. Bij hun aanstelling was het de bedoeling dat Van den Hanenberg en Cloo maximaal zes maanden voor het ministerie zouden werken, maar Opstelten besliste anders. Hij verlengde het contract met de eerste diverse malen tot uiteindelijk twee jaar en Cloo benoemde hij na zeven maanden als secretaris-generaal op zijn departement. Ook hadden beide consultants de beschikking over een dienstauto met chauffeur. In het geval van Van den Hanenberg bedroegen de kosten daarvan over twee jaar: € 384.000.= oftewel € 16.000.= per maand.

Reactie Job de Haan van Integriteit.nl:
Begin 2012 dreigde het noodzakelijke samenvoegen van computersystemen bij de oprichting van de Nationale Politie op een groot en kostbaar fiasco uit te lopen. Terecht greep minister Ivo Opstelten direct en kordaat in. Dat hij daarbij de gebruikelijke procedures van inhuur en salarisnormering opzij zette is onder druk van de noodsituatie volstrekt verdedigbaar. Ook de Wet Normering Topinkomens staat een dergelijke handelwijze in uitzonderlijke gevallen toe onder de voorwaarde dat de ministerraad hiermee instemt en de afwijking openbaar wordt gemaakt.

De vraag is nu of het ministerie en in het bijzonder minister Opstelten op dit punt in gebreke is gebleven en wettelijk voorgeschreven transparantie ten onrechte achterwege heeft gelaten. Wat valt Opstelten te verwijten? Niet dat hij één consultant voor circa  € 3.000.= per dag zijn werk liet doen. Een dergelijke beloning op zo’n cruciaal dossier is geheel marktconform, omdat het meestal om een korte periode gaat. Dat was ook bij Van de Hanenberg de bedoeling, maar zes maanden werden twee jaar. Dan is een totaalbedrag van 1,3 miljoen euro wel aan de (te) hoge kant. De andere consultant, Pieter Cloo, stopte na zes maanden met zijn interim werk en ontving daarvoor € 400.000.=, ruim € 5.700.= per dag. Ook dat is meer dan goed betaald. Toch, wanneer er zoveel op het spel staat dan wil je als verantwoordelijk minister de allerbeste mensen en de twee van BoerCroon stonden als zodanig bekend. Daar hangt dan wel een overeenkomstig financieel plaatje aan. En hier komt Opstelten op het terrein van de bestuurlijke verwijtbaarheid van handelen.

Immers, hij is niet alleen afgeweken van de Wet Normering Topinkomens maar heeft ook de uitzonderingsclausule in die wet genegeerd. Of het kabinet ooit met de afwijking heeft ingestemd is het geheim van de ministerraad, maar Opstelten is inzake de plicht tot openbaarmaking nadrukkelijk in gebreke gebleven.

Het argument dat die plicht in dit geval niet aan de orde was omdat de twee consultants niet werden beoordeeld als ‘topfunctionaris’ kan geen steek houden. Ga maar na, de ene consultant kreeg een topsalaris gedurende een zodanige periode dat er geen sprake meer kon zijn van interim werk en de ander kreeg na een half jaar de hoogste ambtelijke baan op het ministerie. Dan moet daar ook nog bijgevoegd worden dat beiden de beschikking kregen over een auto met chauffeur. In het geval van Van den Hanenberg betreft het hier een totaal bedrag van € 400.000.= oftewel € 16.000.= per maand. Met dergelijke beloningen en secundaire arbeidsvoorwaarden spreek je wel degelijk over twee topfunctionarissen. Bovendien: als Pieter Cloo geen topfunctionaris zou zijn, hoe kan Opstelten hem dan op de hoogste ambtelijke positie hebben benoemd?

Het lijkt er sterk op dat in dit geval politiek opportunisme het heeft gewonnen van de wettelijke afspraken die het huidige kabinet zelf heeft genomen teneinde de topsalarissen en de inhuur van externen sterk te versoberen. Of er hier sprake is van een wetsovertreding zal de rechter eventueel moeten uitmaken, of Opstelten hiermee politiek verwijtbaar gedrag heeft getoond is ter beoordeling aan het kabinet en de Tweede Kamer. En ten slotte is natuurlijk ook mogelijk dat Opstelten bij zichzelf te rade gaat en conclusies trekt.

Mark Verheijen stapt op als Kamerlid na commissie-rapport

Mark Verheijen stapt op als Kamerlid na commissie-rapport 150 150 integriteit.nl

“Een volksvertegenwoordiger kan alleen functioneren als zijn of haar integriteit niet ter discussie staat. Dat was bij mij helaas de afgelopen weken wel het geval. Dat was niet goed voor mijn partij, niet voor mij en niet voor het aanzien van de politiek.Ik heb daarom vandaag besloten mijn lidmaatschap van de Tweede Kamer neer te leggen.”

Zo begint de verklaring van Mark Verheijen die daarmee het einde van zijn Haagse politieke carrière aankondigt. Verheijen vervolgt: “De verschillende publicaties van de afgelopen weken in combinatie met een aangifte in mijn richting bij het Openbaar Ministerie zorgden voor veel onrust. Naar aanleiding daarvan heb ik de Permanente Commissie Integriteit van de VVD gevraagd hiernaar te kijken. Deze Commissie concludeert vandaag dat alles bij elkaar opgeteld de feiten en de dynamiek rondom mijn persoon niet passen in het integriteitskader van de partij. Dat alles bij elkaar laat mij geen andere keuze dan mijn functie neer te leggen. Met pijn in het hart, maar met de overtuiging dat dat in deze omstandigheid het enige juiste besluit is.”.

“Ik ben meer dan zestien jaar actief geweest in de politiek. Ik heb mijn publieke functies altijd met hart en ziel en naar eer en geweten uitgevoerd. Natuurlijk heb ik daarbij ook fouten gemaakt of vergissingen begaan, maar de ontstane beeldvorming van de afgelopen weken herken ik niet en raakt mij diep. Ik heb veel te danken aan de partij en de steun die ik altijd ontvangen heb. Dat ik juist die partij, haar politici en vrijwilligers met alle publicaties heb geschaad spijt mij zeer.”.

VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra:

“Mark Verheijen heeft vandaag besloten zijn Kamerlidmaatschap te beëindigen. Voor Mark is dit een persoonlijk drama, maar op grond van het rapport van de integriteitscommissie en de publicaties van de laatste weken is dit een logisch besluit.”.

VVD-partijleider Mark Rutte:

“Ik heb twee fouten begaan. Ik had me meteen na de publicaties van NRC-Handelsblad moeten onthouden van commentaar (“opgeblazen”, JdH) en het was beter geweest als de integriteitscommissie sneller aan de slag was gegaan.”.

Commentaar Job de Haan van Integriteit.nl:
Door de opeenstapeling van beschuldigingen aan het adres van Verheijen en het rapport over hem van de VVD-integriteitscommissie, was het slechts een kwestie van tijd wanneer Verheijen zijn vertrek uit de Tweede Kamer zou aankondigen. Wat overblijft is een geknakte politieke carrière, het boetekleed van de VVD-top en veel imagoschade voor de VVD aan de vooravond van de Eerste Kamer-verkiezingen.

Wat achteraf het meest opvalt is de opeenvolgende inschattingsfouten die de partijleiding heeft gemaakt in haar ijver tot damage control. De ‘kleine, dunne feitjes’ zoals Rutte in een eerste reactie de misstappen noemde, blijken in de praktijk – en dat is winst – grote gevolgen te hebben gehad. Met name de heftige kritiek uit eigen VVD-gelederen noopte de partijtop om alsnog de feiten te onderzoeken en te wegen. Dat deel van de achterban bleek meer waarde te hechten aan de strenge interne integriteitsprincipes zoals bepaald in 2013 dan Rutte c.s., die de verkiezingscampagne voor de Eerste Kamer in gevaar zagen komen.

Ook die reactie uit eigen gelederen is winst. Wat zijn de feiten die de commissie heeft vastgesteld? Het ging niet om grote malversaties noch was er sprake van moedwillige zelfverrijking. Er werd wel een patroon zichtbaar: dubbele reiskostendeclaraties, een exorbitant hoog bedrag voor een fles wijn en uitstapjes die op of over de grens gingen tussen privé en politiek. Hier was geen grote graaier aan het werk, maar om een kleine, slordige krabbelaar. Toch meent de VVD-commissie: “Bij declaraties wordt van bestuurders alertheid vereist”. En met de aanvankelijke verdediging van Mark Verheijen, (“ik ben politicus, geen heilige”) maakt de commissie korte metten: “Op naïviteit kan een bestuurder zich niet beroepen”. En ten slotte: “In kwantitatief opzicht wellicht geringe kwesties, hebben in integriteitsopzicht soms een grote – symbolische – betekenis”. Met die constatering is de VVD en met haar politiek en bestuurlijk Nederland op een even pijnlijke als terechte wijze gewaarschuwd.

De integriteit epidemie onder wethouders

De integriteit epidemie onder wethouders 150 150 integriteit.nl

Moord en brand wordt er geschreeuwd in de Nederlandse politiek. In de contreien van de gemeentepolitiek sneuvelen bestuurders (hoofdzakelijk wethouders) met bosjes door een ‘nieuw’ politiek geëngageerd super virus. Wethouders lijken in het bijzonder kwetsbaar te zijn voor het opkomende virus dat schuilgaat onder de naam ‘integriteit’. Naar aanleiding van de resultaten van het ‘Wethoudersonderzoek 2014’ werd er aan de bel getrokken. Uit het onderzoek blijkt dat vorig jaar negen wethouders (van de 27 opgestapte wethouders) ten val zijn gekomen door integriteitskwesties. Daarmee is niet-integer handelen en/of belangenverstrengeling de voornaamste reden geworden voor het vroegtijdig vertrek van een wethouder.

Als trouwe waakhond van de democratische rechtstaat bericht de gerespecteerde nieuwsvoorziening gretig over de nieuwe nr. 1 valfactor onder wethouders. In haar enthousiasme “vergeet” ze (echter) om toelichting te geven wat er onder het gevreesde begrip van integriteit verstaan mag worden en van een gedegen definitie ontbreekt elk spoor. Het vakblad Binnenlandsbestuur – nota bene de opdrachtgever van het Wethoudersonderzoek 2014 – komt in de berichtgeving naar buiten toe (dus los van het niet openbaar gestelde onderzoek) niet verder dan het opsommen van de integriteitskwesties waar wethouders meer of minder werden gedwongen om op te stappen. Waarom juist deze kwesties onder het containerbegrip integriteit vallen en anderen niet, wordt verder niet vermeld.

De gerespecteerde nieuwsvoorziening helpt de wethouder dan ook niet veel verder in het bestrijden van de integriteit epidemie. Met enige overdrijving stel ik me voor dat de radeloze wethouder (net als in een oorlogsfilm) een gevallen collega in zijn armen neemt en uitroept: “wat is deze vloek die zovelen van ons het onderspit doet delven en wat kunnen we doen dat het ons niet allemaal ten gronde brengt?”

Een reactie door Robbert-Jan Eekhout van integriteit.nl
Spijtig genoeg kan ik de kwetsbare wethouder geen wondermedicijn voorschrijven. Wel kan ik een poging doen om het fenomeen integriteit toe te lichten. Zodat de kwetsbare wethouder tenminste een idee heeft wat hem zo hard raakt. Maar waarschijnlijk beloof ik hiermee al te veel.

Twintig jaar terug werd integriteit gelijk gesteld aan fraude en corruptie. Het ondergesneeuwde integriteitsbegrip werd destijds nieuw leven ingeblazen door ‘de stof doen opwaaiende’ resultaten van de parlementaire enquête bouwsubsidies (1986-1988). Tegenwoordig wordt het integriteitsbegrip veel breder ingezet en gaat het ook om zaken als seksuele intimidatie, omgang vertrouwelijke informatie, het gebruik van social media, etc.
Hoe breder het begrip wordt ingezet des te meer onduidelijkheid hiermee gepaard gaat. Zo bestaat er zelfs onder de professionals (de dokters in ‘het integriteitsvak’) een geringe overeenstemming ten opzichte van het integriteitsbegrip. Dit is onder meer terug te zien aan de astronomische hoeveelheid integriteitsdefinities die rouleren. Desondanks zijn de integriteitsdefinities globaal in een zestal (goed te begrijpen) visies te verdelen[1]:

  1. Heelheid: De eerste visie vindt zijn grondslag in de oorspronkelijke betekenis van het woord: Integras (Latijn voor integriteit) betekent heelheid. Een persoon is heel als hij zich in zijn handelen laat leiden door zijn innerlijke drijfveren. ‘Je doet waar je voor staat’. ‘Je zegt wat je denkt en je doet wat je zegt’.
  2. Professionele verantwoordelijkheid: de tweede visie ‘Professionele verantwoordelijkheid’ is een verdere (op professie gerichte) uitwerking van het denken in heelheid. Het gaat er in deze definitie om dat mensen bereid moeten zijn om hun verantwoordelijkheid overeenkomstig met hun functie en positie te aanvaarden. Een persoon is ‘heel’ wanneer hij doet waarvoor hij is aangesteld.Het nadeel van de met de nadruk op “doen wat je zegt’ en “zeggen wat je denkt” en ‘’doen waar je voor bent aangesteld’’ is het ontbreken van een morele maatstaf. Veel dictators en psychopaten, handelen ijzingwekkend consequent aan de eigen innerlijke drijfveren en zijn in het bijzonder taakbewust. De volgende vier visies hebben daarentegen (geheel op eigen wijze) wel zo’n maatstaf ingebouwd.
  3. Ideaal. Deze visie op integriteit verbindt integriteit aan een ideaalbeeld. Het begrip wordt gekoppeld aan het streven naar navolgenswaardige persoonskwaliteiten en standaarden. Voorbeelden van zulke ideaalbeelden zijn de ideaaltypen die kenmerkend zijn voor een cultuur en tijd; enkele voorbeelden zijn de geen angst kennende Spartaanse soldaat, de Engelse gentleman en de niet omkoopbare politieagent.
  4. Eén waarde. De vierde visie ziet integriteit als één waarde te midden van andere waarden. Zo is in gedragscodes nogal eens een hoeveelheid waarden opgenomen waarvan integriteit er dan één van is. De medewerker moet eerlijk, betrouwbaar en integer zijn. Hoe wordt de waarde integriteit dan gezien? Als onkreukbaarheid. Het zien van integriteit in termen van de waarde onkreukbaarheid is de breedst gedragen visie ten opzichte van integriteit. Een mens is in deze visie integer als hij ongevoelig is voor oneigenlijke belangen (dus onkreukbaar is) en refereert naar een moreel minimum: je mag niet stelen, je moet onomkoopbaar zijn etc.
  5. Overeenstemming met regels en waarden. Je bent integer als je handelt conform de daarvoor uitsluitend (opgestelde/)gehanteerde regels en waarden. Deze aanpak suggereert dat er vrij duidelijke (formele) eenduidige waarden en regels zijn die integriteit omschrijven. Wanneer mensen deze waarden en regels volgen dan zijn ze integer. Een wethouder zou in deze visie integer zijn wanneer deze zich houdt aan de algemene beginselen van goed bestuur en/of de voor hem relevante gedragscodes.
  6. Overeenstemming met morele waarden en normen en regels. Deze definitie ziet integriteit in overeenstemming met de geldende morele normen, waarden en regels. Integriteit staat in deze visie voor wat moreel door de beugel kan en dit is breder dan alleen de regels binnen de organisatie ten opzichte van integriteit. Derhalve moet ook het moraal van het (relevante) publiek (lees: de samenleving, het bedrijfsleven, personen etc.) worden meegenomen in een (integer) oordeel.

Wat deze visies met elkaar gemeen hebben – en niet meewerkt aan de eenduidigheid van integriteitsbegrip – is dat ze allemaal context gebonden zijn. Dus wat de normen, waarden, verantwoordelijkheden, idealen, regels zijn waar de integriteitsvisies naar refereren is afhankelijk van de context waar een persoon zich in bevindt. Een (wat simplistisch) voorbeeld ter illustratie: Wanneer een bouwvakker zijn waardering over het uiterlijk van een mooie vrouw die passeert luidkeels duidelijk maakt, dan kan dit binnen de bouwvakkerscultuur worden opgevangen als solidariteit naar zijn collega’s, echter wanneer een politicus dit doet dan is het hoogst ongepast. Wat we dan of wel of niet integer vinden is sterk gebonden aan de context waarin we ons bevinden.

De tip die ik een wethouder wil meegeven is zichzelf kritisch af te vragen wat integriteit voor hem of haar (in de relevante context) betekent. In het beantwoorden van deze vraag kunnen de eerder opgesomde integriteitsvisies faciliteren:

  • handel ik conform mijn innerlijk drijfveren, sta ik voor wat ik doe (Heelheid);
  • wat zijn mijn verantwoordelijkheden en welke valkuilen gaan hiermee gepaard (Professionele verantwoordelijkheid);
  • welke idealen vind ik nastreefwaardig (Ideaal);
  • welke oneigenlijke belangen/verleidingen moet ik het hoofd bieden (Waarde/Onkreukbaarheid);
  • welke formele waarden en regels moet ik respecteren (Waarden en regels);
  • wat zijn de belangrijke morele normen, waarden en welke spelregels hangen daaraan vast en/of hoe zou de publieke opinie mijn handelen bestempelen (Morele normen, waarden en regels)?

Kom je er zelf niet uit of ben je niet helemaal zeker van je zaak, ga dan met open vizier de dialoog aan met je collega-wethouders of burgemeester (belanghebbenden). Alleen door met hen in gesprek te treden kunnen de vaak nog wat vage algemeen geldende (morele) normen en waarden vertaald worden naar concrete gedragslijnen/-alternatieven. Integriteit vraagt om een actieve en kritisch (zelf)onderzoekende houding. Dit is geen (onzinnige) bijzaak: Want het gevaar ligt op de loer dat, wanneer je de aandacht laat verslappen ten opzichte van integriteit, je de volgende wethouder bent waar we over lezen in de krant!

[1] Huberts, L.W.J.C. (2005). Integriteit en Integritisme in Bestuur en Samenleving. Amsterdam: Vrije Universiteit, pp. 6-10.