Niet alleen op St.-Maarten raasde er de afgelopen tijd een orkaan, ook de negatieve berichten over de Nationale Politie zorgden voor code rood. Het begon met het rapport van de commissie-Ruys over het geld-schandaal van de Centrale Ondernemingsraad. Toen kwam onderzoeksbureau Motivaction met de mededeling dat het imago van de politie zo slecht is dat jongeren er niet meer willen werken. Vervolgens brachten de vakbonden naar buiten dat de corpsleiding slecht voor zieke agenten zorgt. En als klap op de vuurpijl was daar het WODC, het kenniscentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie, met de constatering dat de screening van agenten onder de maat is, corruptie daardoor regelmatig voorkomt en agenten met een migratie-achtergrond daarbij relatief hoger scoren. En deze orkaan gaat voorlopig niet liggen.
Volgens korpschef Erik Akerboom in NRC-Handelsblad gaan er nog veel meer “nare dingen” naar buiten, want er lopen nog zo’n honderd onderzoeken naar wat er misgaat bij de politie. Met andere woorden: de gifbeker is nog lang niet leeg, deze moet tot op de bodem worden leeggedronken. Volgens Akerboom komt alle (terechte) kritiek op de politie neer op één van zijn belangrijkste thema’s: integriteit of liever, het gebrek daaraan.
De Commissie-Ruys oordeelde hard over de politiecultuur, waarin geldsmijterij jarenlang op grote schaal kon plaatsvinden zonder dat dit werd gecorrigeerd. De korpsleiding, met name ex-korpschef Gerard Bouman, zag het gebeuren, maar greep niet in. Maar ook onderling zag men van alles door de vingers. Een van de pijnlijkste constateringen van het rapport-Ruys is dat “collega’s aanspreken over norm overschrijdend gedrag slecht ontwikkeld is bij de politie”. Daarom worden er sinds enkele maanden op de Politieacademie met 800 leidinggevenden gesprekken gevoerd over omgangsvormen en integriteit. Niet dat dit genoeg is, aldus Akerboom, maar het is een noodzakelijk begin: men moet met elkaar het gesprek aangaan. Of, zoals hij eerder dit jaar in een interview zei: “Integriteit is meer dan je houden aan de wet. Het gaat ook over zorgvuldig omgaan met informatie, bevoegdheden en gemeenschapsgeld en het gaat over omgangsvormen. Je moet verantwoordelijkheid kunnen en willen afleggen over je doen en laten.” Volgens Akerboom ligt het probleem o.a. bij een verkeerd begrepen loyaliteit binnen de politie: “Loyaliteit is juist dat je een ander behoedt voor het maken van een integriteitsfout”.
Ook NRC-columnist Bas Heijne wees een half jaar geleden op de werking van groepsloyaliteit, toen hij het begrip ‘moraal’ onder de loep nam naar aanleiding van oud-VVD-voorzitter Henry Keizer die in opspraak kwam toen bleek dat hij een miljoenenbedrijf aan zichzelf had verkocht voor een habbekrats. Heijne: “Het is goed mogelijk: voor veel mensen – of misschien moet ik zeggen: mannen – heeft moraal niets te maken met de eigen mores. Je doet iets omdat de mensen in je omgeving, de mensen waar je je aan spiegelt, ook zo doen. Dat is wat Hannah Arendt eigenlijk bedoelde, stelt filosoof Bettina Stangneth in haar polemische essay Het kwade denken, met haar omstreden frase „de banaliteit van het kwaad”. Bepalen wat je goed en juist vindt, leg je in handen van de groep, een „wij”, zodat je zelf niet meer hoeft te wikken en wegen. Dat kan om grote of kleine zaken gaan. Zodra je je gedekt weet, is het goed. Het gaat niet langer om wat goed is in algemene zin – het gaat om wat goed voor jou en de jouwen is. Moraal is immers koud en abstract, je omgeving is warm en concreet. Veel mensen zouden precies hetzelfde gedaan hebben, het was gewoon „een goede deal”, aldus Heijne.
Een andere stem is die van de management- en organisatieadviseur Rijk Binnekamp: “De kern van integriteit zit in intrinsieke betrouwbaarheid. Intrinsieke betrouwbaarheid komt voort uit je waarden. Waarden zijn je idealen, je streefdoelen. Het zijn je innerlijke overtuigingen die in je gedrag zichtbaar worden. Elke waarde vormt een richtsnoer voor je denken en handelen. Je waarden zijn als een kompas. Een kompas geeft je richting en houd je op koers tijdens het reizen. Je waarden hebben dezelfde functie. Je gebruikt ze om te bepalen welke richting je op wilt met je leven. Integriteit is niet eenvoudig te vangen in regels, want het gaat verder dan het eenvoudigweg naleven van regels. Het hangt ook samen met de omstandigheden. Niemand raakt onmiddellijk van de leg als een 45-jarige man dronken door het uitgaansgebied loopt. Het wordt anders wanneer deze man de burgemeester blijkt te zijn” aldus Binnekamp.
Zo is het ook met het zonnekoning gedrag van COR-voorzitter Frank Giltay: zolang hij de ruimte kreeg om met geld te smijten, zijn collega’s ervan profiteerden en zijn direct leiding-gevende hem niet op de vingers tikte, was zijn handelwijze gedekt en gesanctioneerd.
Opnieuw Binnekamp: “Integriteit is op twee manieren te benaderen, via een negatief en een positief integriteitsconcept. De negatieve benadering is eenvoudigweg zwart-wit. Zolang er geen sprake is van fraude, diefstal, corruptie of ander crimineel gedrag is er niets aan de hand. Dit is de reactieve benadering waarbij er achteraf aangifte wordt gedaan als er wel strafbare feiten zijn gepleegd. De positieve is een meer proactieve benadering. Die gaat uit van professionaliteit en vertrouwen op basis van normen en waarden. En over welke waarden je belangrijk vindt zal je dan wel diepgaand nagedacht moeten hebben.” Tot zover Binnekamp.
Wat opvalt in de visies van zowel Akerboom, Heijne als Binnekamp is dat zij veel fiducie hebben in het individueel begeleiden en “opvoeden” van politie-agenten en hen onder en met elkaar te laten praten over de vraag hoe integriteit er in de praktijk uit zou kunnen en moeten zien. In twee kernbegrippen: sociale controle en mentaliteitsverandering. Maar de vraag is of het politiecorps het daarmee redt. In het laatst verschenen exemplaar van Justitiële Verkenningen, gewijd aan de politie, zet de externe consultant Walter Landman, na jaren onderzoek bij de politie, die benadering op losse schroeven. De schaalvergroting en concentratie bij de politie hebben gezorgd voor ‘anonimisering’ in de onderlinge relaties, schrijft hij. Men kent elkaar en dus ook elkaars kwaliteiten minder goed. De afstand tot de leiding is gegroeid. Het probleem is structureel – door de scheiding van functies, bijvoorbeeld tussen recherche en informatievoorziening, kost effectieve samenwerking veel meer moeite. Landman constateert ‘gevoelens van onmacht’, zowel bij het kader als op de werkvloer. Ook is er sprake van ‘onteigening’, ofwel minder betrokkenheid bij de organisatie, gevolgd door ‘fatalisme’ en ‘desinteresse’ op de werkvloer. Alles bijeen dringt de vraag zich op of de Nationale Politie een stap vooruit was. Of achteruit. Het begint op het laatste te lijken, aldus Landman.
Als dat de voedingsbodem is waarop een herwaardering van normen en waarden moet gaan ontstaan, een groeiend bewustzijn van wat integer handelen in de praktijk is en het kweken van een moraal waarbij men zijn collega wel aanspreekt op norm overschrijdend gedrag, dan is de bodem van de gifbeker nog lang niet in zicht.
Job de Haan, redacteur Integriteit.nl