We kennen allemaal de pictogrammen bij de bouwplaats: van de verplichte veiligheidshelm, melding bij de uitvoerder, het dragen van veiligheidsschoeisel en handschoenen, tot de verplichte zekering bij het werken op hoogte aan toe. Het gaat hier om maatregelen ter bevordering van de fysieke veiligheid op de werkvloer. Maar hoe zit het met de sociale veiligheid? Betekent de aanwijzing van een vertrouwenspersoon dat de sociale veiligheid voldoende is gewaarborgd?
Fysieke risico’s
De genoemde pictogrammen zien op persoonlijke beschermingsmaatregelen die de werkgever op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (artikel 3, aanhef en onder lid 1) moet treffen voor werk dat op een bouwplaats moet worden uitgevoerd. Die maatregelen alleen maken de werkvloer nog niet voldoende veilig. Daarvoor is ook nodig dat machines in deugdelijke staat zijn en op de juiste wijze worden gebruikt. Net zo belangrijk is de cultuur op de werkvloer: regelmatige instructie aan werknemers door de werkgever én de wil van de werknemers om zich aan de instructies te houden. Zelfs bij duidelijke risico’s is dat niet vanzelfsprekend. Ik verwijs hier naar het arbeidsongeval waarover de kantonrechter Overijssel onlangs uitspraak deed. Een ervaren en geïnstrueerde werknemer besloot zijn (val)zekering los te maken terwijl hij op een dak werkzaam was. Vervolgens viel hij door een dakplaat zeven meter naar beneden met letsel als gevolg. Als het al bij concrete, tastbare, risico’s zo mis kan gaan, waar staan we dan als we het hebben over de sociale veiligheid op de werkvloer?
Sociale risico’s
De actualiteit met voorbeelden van ongewenst (seksueel) gedrag op de werkvloer laat zien dat op het vlak van sociale veiligheid nog een wereld te winnen is. Het gaat om maatregelen die door de werkgever genomen kunnen worden; om afspraken over de manier waarop werknemers zich op de werkvloer moeten gedragen; om de bereidheid te reflecteren op het eigen gedrag; én dat gedrag zo nodig bij te sturen. Dit vereist een cultuur op de werkvloer waarin het bespreken van gedrag serieus genomen wordt. Bij voorkeur vormt dit onderwerp dan ook een vast onderdeel van de gesprekscyclus. De praktijk, zo blijkt, is echter weerbarstig.
Verplichte aanwijzing vertrouwenspersoon
Een initiatief om de bescherming van werknemers tegen ongewenst gedrag te verbeteren betreft het initiatiefwetsvoorstel van het kamerlid Maatoug over de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) in verband met het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon. Uit de gewijzigde memorie van toelichting volgt dat het voorstel primair beoogt de opvang en nazorg van werknemers te verbeteren die te maken hebben met ongewenst gedrag op de werkvloer. Een persoon binnen of buiten de organisatie met wie de werknemer in een veilige sfeer zijn/haar ervaringen kan delen, zou de negatieve gevolgen van ongewenst gedrag kunnen verminderen. Daarnaast zou een vertrouwenspersoon kunnen bijdragen aan de preventie van ongewenst gedrag op de werkvloer. Het voorstel voorziet in een wettelijke verplichting, ook voor kleine ondernemingen, om een vertrouwenspersoon aan te stellen. Dit hoeft niet intern maar kan ook extern gebeuren. Verder dient de vertrouwenspersoon voldoende deskundig te zijn en een geheimhoudingsplicht na te leven. Verder zal artikel 7:670 BW worden gewijzigd zodat de vertrouwenspersoon ontslagbescherming geniet voor zover het gaat om diens functioneren als vertrouwenspersoon.
Hoe zit dit voor het onderwijs?
De beoogde verplichting voor het aanstellen van een vertrouwenspersoon zal voor het onderwijs, naar verwacht, niet tot ingrijpende organisatorische wijzigingen leiden. Binnen de sector zijn vertrouwenspersonen al ingeburgerd en staan zij zowel werknemers als leerlingen/studenten en eventueel ouders terzijde bij vermoedens van of klachten over ongewenst gedrag. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat alleen het aanstellen van vertrouwenspersonen voldoende is om een veilige werk- en leeromgeving te realiseren. Zo volgt uit de factsheet sociale veiligheid Hoger Onderwijs van februari 2022 weliswaar dat het merendeel van de studenten aangeeft geen grensoverschrijdend gedrag ervaren te hebben op de opleiding, maar 4% heeft hier wel mee van doen gehad. Getalsmatig betreft dit ruim 30.000 studenten in het hoger onderwijs. Ruim de helft van hen geeft aan dat het ging om grensoverschrijdend gedrag van personeel van de onderwijsinstelling, aldus de factsheet. De landelijke veiligheidsmonitor uit 2021 liet zien dat het ook binnen het primair en het voortgezet onderwijs niet altijd vanzelfsprekend is dat leerlingen en personeel zich veilig en vrij voelen binnen de instelling. Voor die sector heeft de Minister van Primair en Voortgezet Onderwijs het voornemen om een meldplicht in te voeren bij vermoedens van ernstige sociale onveiligheid zoals wapenbezit, drugsgebruik, geweld tegen een docent (of een medeleerling/student). Ook bestaat het voornemen om een meldpunt in te richten waar meldingen gedaan kunnen worden van onveilige situaties. Dit meldpunt moet vervolgens ondersteuning bieden aan scholen, ouders, leerlingen en/of studenten bij de afhandeling van de melding. Verder zal het klachtenstelsel worden verbeterd.
De genoemde maatregelen zullen ongetwijfeld bijdragen aan een toenemend bewustzijn van gewenst en ongewenst gedrag. Om te voorkomen dat de maatregelen als nieuwe ‘papieren tijgers’ in een la verdwijnen, heeft de onderwijspraktijk vooral baat bij voorbeeldgedrag. Voorbeeldgedrag van bestuurders en schoolleiding net zo goed als van leerkrachten en docenten voor de klas. Bewustwording en activering van voorbeeldgedrag kan helpen om ongewenst gedrag bespreekbaar te maken en te houden.
Paula Berends-Schellens
Dit artikel verscheen eerder op de website van Capra Advocaten
Op de hoogte blijven?
Meld u aan voor onze nieuwsbrief!
Hoe wij u kunnen helpen met integriteit?
Vraag hier onze digitale brochure aan