Terwijl de ’tangverlossing’ van een nieuw kabinet alle media aandacht voor zich opeiste, zette de demissionaire regering op de valreep van 2021 een voorzichtige eerste stap op de weg naar een serieuze aanscherping van de integriteit rond oud-bewindslieden en lobbyen.
De verantwoordelijke minister Kajsa Ollongren (D66) stuurde drie voorstellen naar de Tweede Kamer, nadat de Kamer recent zelf ook al twee inperkingen voor lobbyisten afdwong. Dat levert bij elkaar het volgende pakket op:
- Het bestaande, boterzachte lobbyverbod wordt per direct uitgebreid. Bewindspersonen mochten al twee jaar niet lobbyen bij hun eigen ministerie. Straks mag dat ook niet meer bij beleidsterreinen en ministeries waar hij of zij ‘actieve bemoeienis had’.
- Een zogeheten ‘draaideurverbod’ moet gaan vastleggen dat oud-bewindspersonen twee jaar lang geen werk mogen verrichten ten behoeve van het ministerie dat zij vertegenwoordigden.
- Er komt een ‘afkoelperiode’ van twee jaar, waarin bewindslieden vervolgfuncties moeten voorleggen aan een onafhankelijke commissie, die deze functies als ‘ontoelaatbaar’ kan beoordelen.
- Oud-Tweede Kamerleden die vaak lobbyist werden, beschikken over een Rijkspas, waardoor zij toegang hebben tot alle ruimtes en gangen van het Kamergebouw. Die pas verdwijnt voor hen waarmee zij qua bewegingsbeperking op één lijn worden gesteld met andere lobbyisten.
- Er komt een lobbyregister, waarin de contacten van bewindspersonen en de ambtelijke top met lobbyisten worden bijgehouden.
Waarom nu?
De aanleiding voor dit alles is tweeërlei. Afgelopen zomer maakte minister van Infrastructuur Cora van Nieuwenhuizen (VVD) de overstap naar de lobbyclub voor de Nederlandse energiesector. Kort daarvoor trokken ook staatssecretarissen Stientje van Veldhoven (D66) – van Milieu naar het World Resources Institute – en Menno Snel (D66) – van Financiën naar de olie- en gaslobby – de aandacht met hun nieuwe banen. Dit zette de omstreden lobbypraktijk van oud-politici weer op de agenda. Maar deze discutabele carrièrestappen vonden ook plaats tegen de achtergrond van een al veel langer slepende discussie op Europees niveau. Daarin speelt Greco, dat is het Europese anticorruptieorgaan, een centrale, kritische rol. Het gemak en het gebrek aan transparantie waarmee lobbyisten zich door de Haagse wandelgangen kunnen begeven, was deze organisatie al langer een doorn in het oog. Daar kwam nog bij dat de Volkskrant eerder dit jaar, in samenwerking met de ‘Open State Foundation’, becijferde dat politici steeds vaker lobbyist worden. Vijf jaar geleden bleek dat een kwart van hen na hun Kamerwerk lobbyist werd en dat nu inmiddels 44% van hen is overgestapt naar het bedrijfsleven. En als klap op de vuurpijl bleek in het voorjaar van 2021 dat zelfs het bestaande en volstrekt ontoereikende lobbyverbod per abuis en geruisloos was ingetrokken.
Hoogste tijd
Hoe ambitieus de laatste voorstellen tot aanscherping van integriteitsregels en transparantie over lobbyen mogen zijn, er is voor Nederland bepaald geen reden om zich op de borst te kloppen. Wij bevinden ons daarmee in de internationale achterhoede. Dat blijkt uit een in mei verschenen onderzoek waarin de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) de wet- en regelgeving rond het lobbyen in 41 landen vergelijkt. De titel luidt: ‘Lobbying in the 21st century’ en is een vervolg op een reeks aanbevelingen rond het lobbyen, dat de Oeso in 2010 uitbracht. Landen als Chili, Slovenië, Litouwen, Peru en Estland lopen in tal van opzichten met hun regelgeving over lobbyen vóór op Nederland. Tsjechië, Costa Rica, Slowakije en Letland behoren tot de landen waar gewerkt wordt aan wetgeving om het lobbyen te reguleren. Ook de ons omringende West-Europese landen hebben zorgvuldiger vastgelegd waaraan lobbyisten, politici en ambtenaren, zich in hun onderlinge contacten moeten houden. Allemaal om via betere regelgeving ertoe te kunnen bijdragen dat de toegang van lobbyisten tot de beslissende macht meer in evenwicht komt. Maar, zo stelt het rapport, het bewustzijn hierover is nogal ongelijk verdeeld over de wereld. Neem bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. Daar moeten lobbyisten vier keer per jaar (!) melden wie hun klanten zijn en moeten ze ook uitgebreid financieel rekenschap afleggen. In de Verenigde Staten moeten alle lobbycontacten worden verantwoord. In een aantal landen in de Europese Unie kent men vergelijkbare regelgeving waarbij een gedragscode geldt die de omgang met lobbyisten reguleert. Nederland kende tot voor kort dergelijke afspraken niet; noch voor bewindspersonen, noch voor parlementariërs noch voor (top)ambtenaren.
Beter laat dan nooit?
Die vraag werd in het hoofdredactioneel commentaar van de Volkskrant bevestigend beantwoord, maar vanuit de al eerder genoemde ‘Open State Foundation’ klinken heel wat kritischer woorden. Bij monde van directeur Serv Wiemers luidt de klacht “dat de maatregelen tekort schieten en niet leiden tot een nieuwe, open bestuursstructuur. Nederland gaat hiermee de voorhoede van integere landen echt niet halen”. Volgens Wiemers stelt de minister expliciet dat het ‘lobbyverbod’ geen verbod is op het aanvaarden van een bepaalde vervolgfunctie: ‘Een gewezen bewindspersoon mag dus wel in dienst treden van een lobbyorganisatie.’ Met andere woorden: Cora van Nieuwenhuizen mag nog steeds overstappen naar Energie-Nederland – als ze maar niet over de vloer komt bij de ministeries van Infrastructuur of Economische Zaken en Klimaat. Advies: verbied gewoon een beroep als lobbyist op het eigen of dichtstbijzijnde beleidsterrein.
Dan is er het verbod dat gewezen bewindspersonen niet door hun voormalige ministerie mogen worden ingehuurd voor betaalde, commerciële opdrachten; een goede zaak, aldus Wiemers. Echter, ze mogen wel plaatsnemen in adviescommissies of -colleges en kunnen daarvoor dus gewoon betaald worden. Advies: niet inhuren, zeker, ook niet als adviseur. Volgens de brief van Ollongren kan de secretaris-generaal op het departement ontheffing van het lobbyverbod verlenen en kan een onafhankelijke commissie hem of haar hierover adviseren. Hiermee staat de topambtenaar bòven dat adviescollege. Advies van Wiemers: geef alleen het adviescollege de macht om ontheffingen van het lobbyverbod te verlenen.
Het lobbyverbod is een regel die gericht is aan ambtenaren, niet aan ex-bewindspersonen, want de minister stelt in haar brief dat een verbod voor oud-bewindspersonen wettelijk niet zou kunnen. Maar de praktijk leert dat ook de leden van de Europese Commissie na hun ambtsperiode gehouden zijn aan dergelijke bepalingen. Mocht het inderdaad op gespannen voet staan met de wet, dan is het advies van Wiemers: leg een lobbyverbod reeds vast bij de aanstelling van nieuwe bewindspersonen. Ten slotte de voorgestelde afkoelingsperiode. In Ierland is dit jaar die periode wettelijk aangescherpt en riskeren ex-politici bij schending van het lobbyverbod een boete. Niet om (ex-)ministers te pesten, maar om aan te geven dat deze maatregel niet vrijblijvend is. Advies: maak de lobbyregels ook in Nederland hard, aldus Wiemers.
Het aantreden van een nieuw kabinet zou op het gebied van lobbyregelingen een keerpunt moeten zijn in het besef dat de tijd van boterzachte richtlijnen voorbij is. Ook hier is het tijd om te werken aan een transparantere bestuurscultuur. Rutte III heeft in de winter van 2021 een stapje in de goede richting gezet, maar ook in de politiek geldt: één zwaluw maakt nog geen zomer.
Job de Haan, nieuwsredacteur Integriteit.nl
Op de hoogte blijven?
Meld u aan voor onze nieuwsbrief!
Hoe wij u kunnen helpen met integriteit?
Vraag hier onze digitale brochure aan