“Ik heb sinds zeven jaar geen Schiphol meer in mijn portefeuille, dus fictief gezien zou het helemaal geen probleem hoeven te zijn als ik daar naar zou overstappen. Maar: ik ben niet benaderd en heb hen ook niet benaderd, het is een gerucht”, aldus minister Melanie Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu begin van de week op televisie. Twee weken geleden was het vraagstuk al even aan de orde gekomen. In de Tweede Kamer werd Schultz van Haegen gevraagd of ze een overstap naar de nationale luchthaven overwoog en met haar stellige ontkenning leek de kou uit de lucht. In Buitenhof voegde zij daar afgelopen zondag echter een opmerkelijke stelling aan toe. Zij verklaarde: “Tegelijkertijd vind ik het ook een principiële vraag: Ik vind dat bewindslieden zelf hun integriteit moeten bewaken”.
Het vraagstuk van de integriteit van bestuurders staat al jaren in het brandpunt van de belangstelling. Talloze gedragscodes en richtlijnen voor good governance zijn opgesteld en in werking getreden, juist omdat het geen individuele kwestie is maar een zaak van algemeen belang. Met de verkiezingen van maart 2017 in het vooruitzicht, wordt druk gespeculeerd welke bewindslieden in de politiek willen blijven en welke naar een baan in het bedrijfsleven lonken. Dat roept de vraag op of transfervrije politici zich aan specifieke regels moeten houden. De kritiek op de overstap van voormalig verkeersminister Camiel Eurlings (CDA) naar KLM ligt immers nog vers in het geheugen. Net zoals de twijfels rond het aantreden van oud-minister van Economische Zaken Maxime Verhagen (CDA) bij de lobby van Bouwend Nederland.
Formeel mag een bewindsman of -vrouw zelf beslissen welke overstap men na de politieke carrière maakt. Er zijn wel twee restricties. Als een kabinetslid aantreedt moet het schriftelijk beloven dat het a. zijn functie en informatie verkregen uit die functie niet zal misbruiken in een volgende functie en b. de functie niet zal gebruiken om een volgende functie te verkrijgen. Uiteraard verwijst dat naar het risico van belangenverstrengeling. Maar er is ook nog zoiets als de schijn van belangenverstrengeling. Daarover zei Schultz van Haegen: “Het belangrijkste is dat jijzelf weet: doe ik er goed aan? En op het moment dat je er niet goed aan doet, moet je ook aangepakt worden. Zo vind ik niet dat Eurlings geen directeur van Schiphol had mogen worden. Dat was zijn eigen keuze. (…) Als je deskundig bent op een bepaald gebied dan is het toch niet gek dat je volgende baan zich ook in dat gebied afspeelt?”, aldus de minister en zij vervolgde: “Stel je voor dat je voor alle bewindslieden zou zeggen: u mag niet meer in uw eigen veld actief worden. Daar zou veel wantrouwen uit spreken!”.
Reactie Job de Haan van Integriteit.nl:
Het klinkt op het eerste gezicht alleszins redelijk dat kwesties van integriteit de verantwoordelijkheid zijn van eenieder die in een publieke functie gekozen is. Immers, het gaat altijd om mensen van statuur en met gezag van wie je mag verwachten dat zij eerlijk en onkreukbaar zijn en in zaken als gebruik of misbruik van de functie weten waar de grenzen liggen. Helaas blijkt het in de praktijk zo niet te liggen. Vanaf 2012 wordt er jaarlijks de Politieke Integriteitsindex uitgegeven van politici die in de fout gingen. Dat aantal stijgt nog ieder jaar en alle partijen krijgen er mee te maken, de grootste partijen – uiteraard – het meeste.
Maar de VVD is de laatste jaren nationale koploper, op afstand gevolgd door PvdA, CDA en D66. Niet alleen in aantal staat de VVD fier op kop, ook de straffen van alle in opspraak geraakte VVD-politici zijn hoog en vertalen zich vaak in een onvoorwaardelijke celstraf, waar bij andere partijen vaak wordt volstaan met een taakstraf. Wat betekenen deze gegevens als je die legt naast de stelling van Schultz van Haegen: “Ik vind dat bewindslieden zelf hun integriteit moeten bewaken”. Dan valt deze absolute constante op bij de veroordeelde politici: geen van hen heeft ooit schuld bekend aan overtreding van de integriteitsregels of van (de schijn van) belangen- verstrengeling, terwijl de strafrechter daar geheel anders over dacht. Iedereen bleek keer op keer volstrekt overtuigd naar eer en geweten te hebben gehandeld; ook na het uitspreken van het vonnis. Dat wil dus zeggen dat wanneer je het finale oordeel over wat wel of niet kan helemaal bij de bestuurder in kwestie legt, dit in de praktijk tot misstappen kan leiden, zelfs tot een misdrijf aan toe. Schultz van Haegen kan wel principieel stellen dat dit een strikt individuele afweging moet zijn, maar daarmee laat zij ook principieel ruimte voor grote uitglijders die bestuurders en politici zelfs achter de tralies kunnen brengen. Het is betreurenswaardig dat uitgerekend een politica van de VVD, dat al zoveel leergeld op dit punt heeft moeten betalen, nog altijd niet wil inzien dat er niet voor niets zoveel gedragscodes en good governance afspraken zijn opgesteld, juist omdat een strikt individuele toetsing ontoereikend blijkt te zijn. Het wordt trouwens extra interessant waar Schultz van Haegen na de Tweede Kamerverkiezingen 2017 haar carrière zal voortzetten, omdat zij heeft aangegeven over een klein jaar uit de politiek te stappen. Dan wordt ook bekend waar zijzelf de grens trekt als het gaat om de integriteit van de openbare bestuurder die zij zolang is geweest.